Door Erwin Bovyn
- Type Injection moulded
- Merk Italeri
- Schaal 1/72
- Verf Humbrol, Vallejo
- Accessoires Balsa
- Documentatie De Luchtmacht, uitgeverij Lannoo The Belgian Air Force, John Pacco, JP Publications Luchtvaartmuseum Brussel eigen foto’s
Inleiding
Het Internet is een schone zaak, de wereld wordt kleiner en mensen die iets zoeken kunnen gemakkelijk contact opnemen met mensen of groepen die ze via het Internet leren kennen. Onze vereniging IPMS Gent is ook op het Internet aan te treffen en zo werden wij gecontacteerd door een man die op zoek was naar iemand die een vliegtuigmodel wou bouwen voor hem. De man, Danny, is een ex-para die heimwee heeft naar zijn jeugd en zijn soldatentijd en op zoek was naar een model van het vliegtuig waar hij ooit uit gesprongen was: een Flying Boxcar. Hij was in het bezit geraakt van de bouwdoos maar is zelf geen modelbouwer en ging dus op zoek via onze site. Na een rondvraag bij onze leden ging ik in op het bouwproject.
Geschiedenis
De Belgische Luchtmacht heeft gebruik gemaakt van de C-119 Flying Boxcar als transportvliegtuig voor troepen en materiaal. De C-119 was in feite een verbeterde versie van de Fairchild “Packet”; één der eerste naoorlogse transporttoestellen met dubbele staart en wijd opendraaiend gedeelte achteraan. Wij gebruikten eerst de F-versie, verkochten er toen aan Denemarken en maakten een upgrade van de andere toestellen naar de G-versie. Uiteindelijk zouden we nog een paar ex-USAF machines kopen en deze gebruiken tot begin de jaren ’70 toen deze vervangen werden door de C-130 Hercules.
Het Luchtvaartmuseum heeft één exemplaar staan van deze C-119. Het betreft hier het nummer 46, de laatste in de serie, welke zijn actieve carrière eindigde op het vliegveld Koksijde alwaar hij in depot werd geplaatst. Na veel jaren in vergetelheid werd hij uiteindelijk door een groep vrijwilligers gedemonteerd en naar het Luchtvaartmuseum overgebracht alwaar hij nu in volle glorie staat te pronken.
Aanvankelijk was tussen Danny en mij overeengekomen om deze 46 te bouwen vermits we daar uiteraard genoeg foto’s van konden maken als referentie maar uiteindelijk kreeg het toestel nr 37 OT-CBQ de voorkeur om reden dat Danny met dit toestel ooit naar Corsica vloog en daar de gelegenheid kreeg er uit te springen.
Voorbereiding
Er werd overeengekomen dat het achterstuk zou gesloten blijven. De bijhorende Dodge Weapons Carrier zou niet gebruikt worden en het toestel zou als static opgesteld worden op een grondvlak; niets meer, niets minder. Bij nazicht van de bouwdoos blijkt dat deze een heruitgave is van een eerder verschenen Italeri model. Alle onderdelen voor de vervaardiging van een F-versie zijn aanwezig maar niet voor een G-versie welke andere motoren, een dubbel neuswiel en bijkomende staartvlakken had onder aan het uiteinde. De onderdelen van de motoren en het dubbel neuswiel steken wel in de kit als extra, niet te gebruiken onderdelen, bij de bouw van de C-versie maar de extra staartvlakken ontbreken. Hiervoor moeten we dus een oplossing vinden waarbij ik denk dat het gebruik van balsa hout de beste optie is.Bij het nalezen van enkele bouwbeschrijvingen gemaakt door andere modelbouwers bleek al vlug dat de diverse kits van de C-119 meerdere problemen opriepen met betrekking tot cockpit, positionering van de grote onderdelen en landingsgestel. Ik begon langzaam te snappen waarom men zo weinig modellen ziet van een Flying Boxcar op shows en beurzen en nooit in wedstrijden. Er stond mij blijkbaar wat te wachten.
Constructie
De bouw begint zoals gewoonlijk met de constructie van de romp en de cockpit. Vermits het geen showmodel wordt moet er niet te veel tijd en aandacht besteed worden aan de getrouwheid van het interieur.
De cockpit is simpel en bestaat uit een grondvlak en tussenschot, dashboard, twee knuppels, twee sturen, vier stoelen en een plaat die halverwege het tussenschot moet verlijmd worden. In het klare cockpitglas is het bovenste controlepaneel aangebracht. Alle onderdelen worden aangebracht en geschilderd zoals voorzien. Het tussenschot wordt verder langs de cargoruimte uitgebouwd met een vloerplaat en een bovenplaat. Dit gedeelte alsook de binnenzijde van de romp wordt Interior Green gespoten, voorzien van een laag Klir (Future) en daarna van een Vallejo German Camo Blackbrown wash.
Het inschuiven van de cockpit in de rechter romphelft en het aanbrengen in de neus van zoveel lood als mogelijk verloopt zonder problemen maar daar houdt het dan ook op. Van zodra de beide romphelften bijeen komen loopt het mis ter hoogte van de neus welke steeds weer open komt te staan. Het was nodig het dashboard aan te passen aan beide zijden tot de neus wou sluiten. Door de algemene vorm was het tevens niet mogelijk om enige vorm van klem aan te brengen zodanig dat ik genoodzaakt was om terug te grijpen naar plakband in de hoop dat deze zou houden.
Eens de romphelften verlijmd waren kon het plamuurwerk en het voorzichtige schuurwerk beginnen want het toestel is voorzien van opstaande paneellijnen. Niettegenstaande mijn voorzichtigheid verdwenen er toch enkele en deze werden opnieuw heringesneden. Hierna bracht ik het centrale vleugeldeel aan wat ook aangepast werd alsook de beide staarten en het staartvlak. Afgaande op de foto’s zaagde en schuurde ik vervolgens twee staartdelen uit een blok balsa hout tot deze een passende vorm hadden. Deze delen werden dan ingestreken met putty en gladgeschuurd met waterschuurpapier. Verlijming met superlijm.
Het cockpitglas past slechts aan één zijde en kan onmogelijk aangepast worden door gebruik te maken van enig glasvervangende lijmsoort. Dit liet mij geen enkele andere optie dan het cockpitglas in vier stukken te zagen: de zijramen links en rechts en het centrale cockpitglas middendoor dwars door de centrale stijl en de middenconsole. Dit laat toe om eerst en vooral de beide zijkanten te verlijmen en vervolgens één der helften. Deze helft krijgt dan onder de zaagsnede, aan de binnenzijde, een stukje klare plastiek gelijmd welke de resterende opening tussen de 2 cockpitdelen moet sluiten. Na verlijming van het tweede deel wordt de opening opgevuld met dikke lijm van Zap-A-Gap welke ook als doorzichtig opdroogt. De bovenzijde kan dan verder aangevuld worden met putty waarbij ik deze maal Green Putty gebruikte. Waarom ? Eenvoudig omdat het cockpit interieur een groene kleur heeft. Klinkt ingewikkeld maar is uiteindelijk toch redelijk simpel alhoewel er toch veel tijd in kruipt. De rest van de cockpit moet nu verder afgewerkt worden door opvullen en wegschuren tot alles mooi effen is. Vergeet niet dat we hier te maken hebben met een toestel dat in het zilver zal gespoten worden en de minste hapering zal zichtbaar zijn.
De C-119 is een groot toestel en niet gemakkelijk handelbaar omwille van de spanwijdte van de vleugels. De lettertekens moeten op de romp aangebracht worden en dit wordt het beste gedaan voordat de vleugels worden aangebracht. Er bestaat geen Daco decal vel voor de C-119 en deze in de kit is enkel voor Amerikaanse en Franse toestellen. De in mijn bezit zijnde letters afkomstig van diverse decalvellen zijn echter iets te klein of hebben de verkeerde vorm of kleur. Door toeval kwam ik een Daco lettervel op schaal 1/48 op het spoor en deze letters zijn groot genoeg om te kunnen gebruikt worden op romp en bovenvleugel waarop deze dus aangeschaft werd.
De cockpitramen worden vervolgens afgeplakt met Tamiya tape en de ramen in de romp worden afgeschermd met Humbrol Maskol. Als grondlaag gebruikte ik eerst en vooral Humbrol 1 matt grey primer waarna nog enkele onvolkomenheden werden weggewerkt. Een eerste poging om de romp zilver te spuiten mits gebruik te maken van een Tamiya spuitbus mislukte toen de bus ging sputteren. Hierdoor was ik genoodzaakt om de verf af te vegen en opnieuw lichtjes af te schuren met waterschuurpapier. Een tweede poging ditmaal mits gebruik van Humbrol 11 en het verfpistool lukte vrij aardig. Na overnachten werd de verf verzegeld met een laag Klir (Future) en hierna werd begonnen met de aanbreng van de lettercode OT-CBQ aan beide zijden. Vervolgens gebruikte ik de rode propeller waarschuwingsstrepen uit de kit. Verzegeling met Klir.
Na de lettercode volgt de cijfercode 37. Bij vergelijking van het lettertype kwam ik tot de vaststelling dat ik dat type wel had doch in het wit. Ik gebruikte deze decals met de intentie ze met de vrije hand te overschilderen in zwart. Dit mislukte echter. Na afplakking met tape werden zij zwart gespoten en alles leek goed te gaan tot ik de tape verwijderde. De decals kwamen simpelweg mee en werden onbruikbaar. Een poging om kleefletters aan te brengen mislukte eveneens en uiteindelijk diende ik mijn toevlucht te zoeken tot het eerder gebruikte Daco vel welke cijfers had volgens US type, iets hoekiger dus. Nood breekt wet en de Daco “37” werd gebruikt. Verzegeling met Klir.
Tijd nu om de vleugels aan te brengen. Na enkele aanpassingen worden deze verlijmd, bijgewerkt en geschuurd om vervolgens samen met het staartgedeelte eveneens zilver (Humbrol 11) gespoten te worden.
Als volgende stap in de afwerking volgt het aanbrengen van de beide horizontale lijnen op de staartstukken en het embleem (groene cirkel en vleugels) op de neus. Er is geen decal beschikbaar en ik moet derhalve maar zelf een sjabloon uitsnijden. Afgaande op de “46” in het museum betreft dit een raar kleur groen dat ik meen terug te vinden onder Model Color US Intermediate Green. Na enkele mislukte pogingen blijft het bij een ronde groene cirkel op de neus. Geen uitzondering want veel toestellen vlogen eerst met de groene cirkel waarna de vleugels erbij werden aangebracht. De beide groene lijnen op de staartstukken werden afgeplakt en handgeschilderd.
Boven op de romp en op de staartbomen worden enkele zwarte vlakken geschilderd en ondertussen worden ook de motoren, de schroeven en het landingsgestel vervaardigd. De luchtinlaten in de vleugels dienen zwart te worden geschilderd doch hier loopt het even mis. Ik besloot gebruik te maken van Model Color zwarte verf om reden dat deze acryl verf gemakkelijk te verwijderen is bij eventuele fouten. De verf weigerde echter uit het flesje te komen en het gebruik van een ietsje meer druk zorgde er voor dat de flacon uiteenspatte met als resultaat dat er overal zwarte verf aan te treffen was behalve in de luchtinlaten. Het toestel diende dus eerst en vooral afgewassen te worden in de hoop dat de decals nog bruikbaar zouden zijn. Op een dergelijk moment wordt het gebruik van Klir als een zegen onthaald want de verf kon gemakkelijk afgewassen worden zonder dat er enig spoor van achterbleef op de decals of de verf. Of hoe een goedkoop huishoudproduct veel leed kan besparen. De maat van tegenslagen was echter vol en de C-119 werd voor een week op rust geplaatst.
Ondervinding leert ook dat een groot toestel met neuswiel bijna nooit genoeg gewicht in de neus heeft om het op een deftige manier op zijn poten te laten staan. Ik vond in de spares box nog een opgerold tentzeil afkomstig van een 1/35 M113 Command vehicle en besloot om de open ruimte in dit zeil op te vullen met lood. Na verlijming in de laadruimte kan dit dan doorgaan als een deel van de lading. Het stuk zelf moet uiteindelijk naar binnen geschoven worden en er bestaat geen beter hechtmiddel hiervoor als de goede oude houtlijm.
Hierna werden de gesloten achterdeuren aangebracht. Elk van deze grote deuren is voorzien van een toegangsdeur welke ik eveneens zilver schilderde doch voorzien van een gele band rond de deur. De beide deuren werden dan maar in open toestand verlijmd. De flaps worden geaccentueerd door een zwarte wash.
Het toestel was nu klaar om de andere decals te ontvangen. Deze werden deels uit de kit en deels uit de spares box gehaald vermits de kit niet voorziet in Belgische kentekens. De Belgische toestellen waren voorzien van dayglo rode waarschuwingsstrepen op romp en vleugels doch bij gebrek aan deze gekleurde strepen gebruikte ik de zwarte strepen zoals voorzien in de kit. De lettercode OT-CBQ kwam opnieuw van het Daco vel; de Belgische kokardes en vlag werden gehaald van een oud decalvel van Jack Peeters Modelbouw. Bij de plaatsing werd gebruik gemaakt van Humbrol Decal Cote 1 en 2 alsook Daco decalsetting waarna verzegeling met Klir. De plaatsing van het landingsgestel levert geen problemen op. Er moet enkel op gelet worden om de juiste deuren vooraan te gebruiken. In het geval van onze C-119 betreffen dit de vier kleine deurtjes waarvan de twee voorste in gesloten toestand moeten verlijmd worden. De grote 4-bladige schroeven waren ondertussen reeds geschilderd. Groene naaf, zwarte schroefbladen met aluminium strips en gele tippen op het einde. Deze schroeven ontvangen een decal op elk schroefblad. Na montage in de motor worden beide motoren op hun plaats verlijmd. De kit voorziet twee types uitlaten en in dit geval moeten er drie uitlaten per motor geplaatst worden. Deze worden eerst zwart geschilderd en daarna voorzien van een drybrush dat hen een iets roestiger uitzicht geeft zonder hierbij te overdrijven. Achter elke uitlaat volgt een roetspoor aangebracht door middel van pastels. Nu het toestel op zijn wielen staat en de motoren gemonteerd zijn kan overgegaan worden tot de eindafwerking met het plaatsen van de kleinere onderdelen zoals de lichtkoepel in de cockpit, de trap aan de cockpit, de landingslichten en de verschillende antennes op romp en neus. Als laatste wordt een antennedraad gespannen van het linker staartvlak naar de U-vormige antenne.
De basis
De voorziene basis betreft een fotokader van 40 x 50 cm. Het grondvlak wordt beplakt met een collage uit kleurenkopieën van een Verlinden betonnen landingsbaan. Niets meer, niets minder.
Besluit
Zeker niet de simpelste kit en zelfs de simpele ombouw naar een G-type door het aanbrengen van de onderste staartvlakken was gemakkelijker gezegd dan gedaan. Na meer downs dan ups werd er toch een redelijk goed resultaat bekomen: geen wedstrijdmodel maar iets dat volgens mij best gezien mag worden.Eens te meer kreeg ik de bevestiging dat een toestel dat je niet veel ziet op evenementen zeker geen gemakkelijk toestel kan zijn tijdens de bouw. Ik denk dat er menig C-119 model naar de eeuwige jachtvelden vertrokken is zonder ooit tot een degelijk resultaat afgewerkt te zijn. Alleen al het vele aanpassingswerk aan de cockpit zal hieraan zeker niet vreemd zijn.
Maar mijn opdrachtgever, Danny, was zeer tevreden met het resultaat en het is dat wat telt en belangrijk is voor mij.
Keep ‘m building
Erwin Bovyn
IPMS Gent